26 januari 2019
Drie Nederlandse klimaat- en energiedoelen voor 2020 zijn niet in zicht
In 2020 komt de reductie van de uitstoot van broeikasgassen naar verwachting uit op 21 procent ten opzichte van 1990, met een bandbreedte van 17 tot 24 procent.
Het doel van 25 procent reductie, uit het vonnis in de Urgenda-rechtszaak, wordt daarmee niet gehaald. Het aandeel hernieuwbare energie in 2020 komt naar verwachting uit op 12,2 procent [bandbreedte 11-13 procent]. Daarmee is het in kader van EU-afspraken verplichte 14 procent niet binnen bereik.
De energiebesparing in 2020 komt uit op 81 petajoule [bandbreedte 52-108 PJ]. Het doel van 100 petajoule uit het Energieakkoord wordt daarmee waarschijnlijk niet gehaald.
Dit concludeert het PBL in de notitie ‘Kortetermijnraming voor emissies en energie in 2020’. Deze raming is opgesteld op verzoek van het Kabinet en de Borgingscommissie van het Energieakkoord. Deze raming spitst zich toe op de drie belangrijkste klimaat- en energiedoelen voor Nederland in 2020 en kan worden gezien als een gedeeltelijke actualisatie van de Nationale Energieverkenning (NEV) 2017. Het concrete klimaat- en energiebeleid tot 1 mei 2018 is onderdeel van deze raming. Het Ontwerp van het Klimaatakkoord (gericht op 2030) uit december 2018 is niet beschouwd.
De reductieopgave voor broeikasgassen uit het vonnis in de Urgenda-zaak is niet binnen bereik
De geraamde uitstoot van broeikasgassen in 2020 ligt naar verwachting 21 procent lager dan in 1990 [bandbreedte: 17-24 procent]. Die reductie valt lager uit dan het doel van 25 procent, een doel dat door de rechter in de Urgenda-zaak is afgeleid uit een door Nederland ondertekend internationaal verdrag. De absolute uitstoot komt in 2020 uit op 175 [168-183] megaton CO2-equivalenten. Dit is 9 [2-17] megaton CO2-equivalenten boven het emissieplafond van 166 megaton in 2020 dat uit het vonnis in de Urgenda-zaak volgt.
Dalende uitstoot grotendeels door afname elektriciteitsproductie kolen- en gascentrales
De uitstoot van broeikasgassen bedroeg in 2017 circa 193 megaton CO2-equivalenten en daalt tot circa 175 megaton in 2020. Circa 70 procent van deze emissiedaling is toe te schrijven aan een afname in de Nederlandse elektriciteitsproductie door kolen- en gascentrales in Nederland. Deze verwachte daling in de elektriciteitsproductie kent echter wel een grote mate van onzekerheid. De overige 30 procent van de verwachte emissiedaling tussen 2017 en 2020 komt door reducties in de landbouw, de industrie, de gebouwde omgeving en verkeer en vervoer.
Het aandeel hernieuwbare energie groeit naar verwachting van 6,6 procent in 2017 naar 12,2 procent in 2020, met een bandbreedte van 11 tot 13 procent. Het Europese doel voor Nederland van 14 procent in 2020 is daarmee niet binnen bereik. Het grootste deel van de groei tot en met 2020 wordt veroorzaakt door een groei in de bijmenging van biobrandstoffen, het meestoken van biomassa in kolencentrales, zon-PV, en windenergie op land en zee.
De finale energiebesparing als gevolg van de maatregelen uit het Energieakkoord komt in deze raming uit op 81 [52-108] petajoule in 2020. Hieruit volgt dat met het huidige beleidspakket het doel van 100 petajoule in 2020 waarschijnlijk niet wordt gehaald. Wel omvat de bovenkant van de bandbreedte (zie de toelichting onderaan) het doel van 100 petajoule.
Deze kortetermijnraming gaat ook in op nieuwe inzichten ten opzichte van de NEV 2017. Zo komt de verwachte uitstoot van broeikasgassen in 2020 nu uit op 175 megaton. Dat is 5 megaton hoger dan de raming uit de NEV 2017 (met 170 megaton). Onder meer de hogere economische groei zorgt ervoor dat de emissiestatistieken over de afgelopen jaren anders zijn uitgepakt dan eerder verwacht. Dit leidt tot een toename van de emissieramingen met circa 3 megaton (van de totale toename van per saldo 5 megaton). Van deze 3 megaton is ruim de helft toe te rekenen aan de bijgestelde raming voor verkeer en vervoer. Die raming valt hoger uit dan in de NEV 2017 door de hogere economische groei, de import van onzuinige auto’s en doordat we minder over de grens tanken. De raming voor de gebouwde omgeving en de industrie valt nu ook hoger uit in 2020 omdat het energieverbruik daar minder daalt dan eerder verwacht in de NEV 2017. Circa 2,4 megaton van de per saldo 5 megaton wordt verklaard door twee noodzakelijke correcties op eerdere statistieken van het CBS en ramingen van ECN en PBL. Tegenover de hogere uitstoot staat dat beleidswijzigingen tussen mei 2017 en mei 2018 per saldo tot een extra emissiereductie van circa 0,3 megaton in 2020 hebben geleid.
Het verwachte aandeel hernieuwbare energie in het bruto finale energieverbruik in 2020 valt in deze kortetermijnraming 0,2 procentpunt lager uit dan in de NEV 2017 (12,2 procent in plaats van 12,4 procent). Deze afname is vooral toe te schrijven aan een toename van het bruto finale energieverbruik met 80 petajoule tot in totaal 2.080 petajoule in 2020, en dus niet aan een tegenvallende productie van hernieuwbare energie. De nieuwe raming bevat bijvoorbeeld ook een extra verwachte groei in zon-PV ten opzichte van de NEV 2017. Per saldo wordt het bereiken van het doel van 14 procent hernieuwbare energie moeilijker.
De verwachte energiebesparing door het Energieakkoord in 2020 valt in deze kortetermijnraming 6 petajoule hoger uit dan in de NEV 2017 (81 petajoule in plaats van 75 petajoule). Daarmee wordt het doel van 100 petajoule waarschijnlijk nog niet gehaald. De lichte toename is het saldo van een aantal positieve en negatieve ontwikkelingen die in de kortermijnraming uitgebreid worden toegelicht. Een voorbeeld van een maatregel die in deze raming voor 2020 meer besparing oplevert is de informatieplicht voor bedrijven onder de Wet milieubeheer.
Bron: Duurzaam Ondernemen op 25 januari 2019 / PBL / NRP Spaar het Klimaat
Marjan Minnesma (Urgenda)
Pieter Boot (PBL)