2 maart 2021
Niet voor het eerst is gekeken naar de kostenkant van het aardgasvrij maken van wijken en woningen.
Misschien is het wel de eerste keer dat het Ministerie van Binnenlandse zaken het onderzoek in opdracht heeft gegeven, en dat het nu zelf ook moet constateren dat er sprake is van "wishful thinking" in de uitgangspunten van het beleid. Maar het biedt daardoor eveneens nieuwe uitdagingen voor het Energieakkoord (2013-2023), Klimaatakkoord (2020-2030), in het energiebeleid gebouwde omgeving en voor de renovatiegolf (Europa's crisis en herstelplan Green Deal).
Het Economische Instituut voor de Bouw (EIB) becijfert dat het een gemiddelde investering vergt van 40.000 euro per woning om een huis van het gas te halen. Meer dan de helft van die investering is niet terug te verdienen met besparingen op de energierekening en is dus onrendabel vanuit het zichtpunt van de eigenaar (verhuurder of bewoner, dat maakt op zich nog wel wat uit).
Diverse vergelijkbare onderzoeken zijn er in de afgelopen jaren gepubliceerd, waaronder door Urgenda. Urgenda had met experimenten al kans gezien om voor 35 duizend een woning naar energieneutraal te transformeren. Daarop is Thuisbaas, een organisatie om de transformatie tegen laagst mogelijke kosten uit te voeren voor zoveel mogelijk huishoudens. Uitgangspunt in die gevallen was niet per sé om de woningen 'van het gas af' te halen.
Het EIB acht het vooral onwaarschijnlijk dat de kosten de komende jaren zullen dalen. "De lessen uit de proeftuinwijken (zie kader hieronder) zijn belangrijk en hard nodig om te voorkomen dat deze kosten nóg verder zullen stijgen", waarschuwt Taco van Hoek, directeur van het EIB.
Tot nu toe wordt door minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken juist verwacht dat er een kostenreductie zou ontstaan door de zogenoemde wijkaanpak. Het ministerie veronderstelt namelijk dat met de proeftuinen een 'vliegwieleffect' ontstaat, waardoor met de jaren het tempo toeneemt dat Nederlandse woningen aardgasvrij worden.
Het EIB voerde in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken een onderzoek uit naar in totaal twintig proeftuinwijken. Met miljoenen subsidies van het Rijk doen deze wijken mee met 'de wijkaanpak' om woningen in Nederland aardgasvrij te maken.
Deze wijkaanpak vormt een belangrijke pilaar onder de plannen om Nederland van het gas af te halen. Volgens het in 2019 gesloten Klimaatakkoord moeten in 2030 anderhalf miljoen woningen van het gas af. In 2050 moeten alle bijna 9 miljoen woningen en gebouwen gasloos zijn.
Door dit 'vliegwieleffect' denkt het ministerie dat er er een kostenreductie ontstaat waardoor het goedkoper wordt om huizen te verduurzamen. Het ministerie stelt in een reactie dat de kostenreductie "onmisbaar" is om de verduurzaming van huizen "voor steeds meer situaties betaalbaar te maken". Verantwoordelijk minister Ollongren zei verschillende malen dat het gasloos maken van woningen goedkoper zou worden door "opschaling, innoveren en industrialiseren".
Maar volgens Van Hoek gaat die kostenreductie er niet komen. "We moeten rekening houden met het feit dat er hoge kosten aan de hele energietransitie kleven en dat we daar niet vanaf komen door te denken dat we die gaan 'weg industrialiseren' of 'weg innoveren'. Kostenverlagingen op onderdelen zijn mogelijk, maar daar staan in de tijd ook kostenverhogende factoren tegenover."
En dan die "opschaling". Daar is in de praktijk geen sprake van. "Als we naar de projecten kijken in de proeftuinen dan zien we eerder afschaling", aldus Van Hoek. Het doel van het ministerie was om 30.000 tot 50.000 gebouwen per jaar in 2021 van het gas af te halen. Tot nu toe zijn er iets meer dan 200 woningen van het gas gehaald, becijferde de Volkskrant onlangs. Inmiddels ontkent het ministerie dat er een kwantitatief doel is voor de proeftuinen.
Vorig jaar was de Algemene Rekenkamer al kritisch over de plannen rondom het aardgasvrij maken van wijken en het vliegwieleffect waar het ministerie van uitgaat: "Wat dat vliegwieleffect is en uit welke concrete maatregelen het bestaat, maakt de minister naar ons oordeel niet duidelijk", schreef de Rekenkamer destijds. En ook het EIB stelde (.pdf) eerder al dat de verwachte kostenreductie onrealistisch is. "Daarin worden we nu bevestigd", zegt Van Hoek.
Gemeenten lopen volgens het EIB tegen veel organisatorische problemen aan. "Huizen lijken in de praktijk niet op elkaar, dus je moet elk huis bezoeken. Je moet met elke bewoner praten. Je moet de grond in de straat openmaken, en ook dáár kun je obstakels tegenkomen. En ook bewoners kunnen bezwaar maken", somt Van Hoek op. Het PBL concludeerde vorige maand ook al dat de energietransitie op wijkniveau een kwestie van maatwerk is.
En dat is niet alles. Ook businesscases van de proeftuinen blijken volgens het EIB "problematisch". Kosten worden door vrijwel elke gemeente te laag ingeschat. Daar komt volgens Van Hoek bij dat de moeilijke wijken nog moeten komen. "De proeftuinen die we hebben onderzocht is voor een deel te typeren als laaghangend fruit."
"We moeten ons nu gaan realiseren en ook accepteren dat er veel meer geld bij moet dan nu vrijgemaakt is", stelt Van Hoek, "En dat zal vooral van belastinggeld moeten komen." Want als voor 2030 nog een miljoen woningen van het gas afgehaald worden via de wijkaanpak, dan is dat volgens het EIB een investering van 40 miljard in de komende tien jaar.
In een reactie stelt het ministerie van Binnenlandse Zaken dat het nog te vroeg is om nu al kostenreductie te verwachten. "De uitvoering van het Klimaatakkoord is nog maar net gestart. Mochten signalen komen dat de verwachte en beoogde kostenreductie niet wordt gehaald, dan zullen de partijen in het Klimaatakkoord onderzoeken welke aanvullende inzet nodig is. Kostenreductie richting 2030 is onmisbaar om de doelen te halen en de verduurzaming voor steeds meer situaties betaalbaar te maken."
Volgens het ministerie is er wel degelijk al een vliegwieleffect te zien van de proeftuinen. "Er is namelijk grote belangstelling van gemeenten om deel te nemen aan proeven met aardgasvrije wijken."
Lees hier de hele reactie van het ministerie.
Het onderzoek levert, naast interessante gegevens voor dit moment, geen informatie over de maatschappelijke kosten en baten. Het is goed om de kosten van de transformatie voor de bewoners en gebruikers in beeld te brengen, maar evenzo is het verstandig om de maatschappelijke baten in beeld te brengen én de impact op de integrale overheidsfinancien.
Die exercitie is door Spaar het Klimaat in 2014 gestart en 2015 afgerond, specifiek voor Nederland. Dit, nadat een Europese studie concludeerde dat het netto effect voor de overheidsfinancien zeer positief was.
In Nederland werd uitgezocht wat het saldo was van dalingen van opbrengsten van onder andere lagere gasverkoop en belasting op energie door de staat en de opbrengsten op de begrotingen van alle ministeries samen, indien de transitie ter hand zou worden genomen. Dat bleek ongeveer 13 miljard in 2020 in positieve zin te zijn (zie hier), vanwege inkomsten als btw en winstbelastingen, lagere uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen (denk aan de effecten van de bouwcrisis als gevolg van de financiele crisis in 2009). Tevens is er destijds een inschatting gemaakt van de positieve bijdrage aan de volksgezondheid (uitsluitend het -indirecte- effect van de gemiddelde daling van ongezonde uitstoot (fijstof) van kolencentrales werd in beschouwing genomen, en de positieve bijdrage aan zinvolle werkgelegenheid, met name 40 duizend extra arbeidsplaatsen in bouw- en installatiesector.
Helaas is slechts een klein deel van deze argumentatie destijds doorgedrongen bij partijen in het Energieakkoord (gesloten in 2013, dus ruim vóór publicatie van dat rapport). Ondanks vele pogingen bleken Ministeries noch Tweede Kamercommissies interesse te hebben in een aanbieding van het rapport, omdat het een té integrale kijk opleverde en daardoor bij geen van de ministeries of commissies paste. Mariette Hamer (voorzitter SER) bleek de enige die deze brede kijk op het vraagstuk aan kon.
bron: EIB, Ministerie BZK, ANP, bewerking VOOA.
datum: 1-3-2021
lees ook:
Kajsa Ollongren (BZK)
Taco van der Hoek (EIB)