13 februari 2018
Een pakket aanvullende maatregelen brengt alle doelen van het Energieakkoord weer binnen bereik. Dat stelt Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie voor het Energieakkoord. Maar de tijd dringt.
De Borgingscommissie presenteerde dinsdag 13 februari de Uitvoeringsagenda Energieakkoord voor 2018: een set extra maatregelen die nodig zijn om de doelen voor 2020 en 2023 binnen bereik te houden. In oktober werden gelijktijdig de jaarlijkse voortgangsrapportage van het Energieakkoord en de Nationale Energieverkenning (NEV 2017) gepubliceerd. Daaruit bleek dat met ongewijzigd beleid de meeste doelen voor 2020 niet gehaald zouden worden. Het gaat dan met name om de doelstellingen van 14% hernieuwbare energie in 2020, 100 PJ extra energiebesparing in 2020 en 90.000 extra arbeidsjaren in 2020.
Voor de doelstelling van 100 PJ aan extra energiebesparing in 2020 is volgens de NEV 2017 nog 25 PJ aan extra besparing nodig. Het grootste deel daarvan (16,5 PJ) denkt de Borgingscommissie te kunnen realiseren door een informatieplicht bij de Wet milieubeheer in te voeren. De Wet milieubeheer schrijft nu al voor dat bedrijven verplicht zijn om energiebesparende maatregelen te nemen die binnen vijf jaar terugverdiend zijn. In de praktijk gebeurt dit echter nog te weinig, en de controle en handhaving door gemeenten schiet ook te kort.
Bedrijven worden daarom nu verplicht informatie te verstrekken over welke maatregelen zij hebben genomen en de keuze voor een maatregel te motiveren. Bedrijven die niet of niet tijdig aan de informatieplicht voldoen, kunnen beboet worden. Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie, spreekt van een “doorbraak”. Hij ziet de informatieplicht als een “omkering van de bewijslast” waar hij veel van verwacht: gemeenten hoeven niet meer actief te controleren of bedrijven wel maatregelen hebben genomen, maar bedrijven moeten dat zelf melden. “De handhaving van de Wet milieubeheer was jarenlang een holle frase. Iedereen geloofde dat het met de lijst van erkende maatregelen wel zou komen, maar het leidde tot onvoldoende resultaten”, zegt Nijpels.
Volgens de Nationale Energieverkenning 2017 zou het aandeel duurzame energie in 2020 uitkomen op zo'n 13%. Om hiervan alsnog 14% te maken, is ongeveer 20 PJ aan extra hernieuwbare energieproductie nodig, stelt de Borgingscommissie. Daarvoor wordt ingezet op meerdere zaken, maar het grootste deel zal moeten komen van een versnelling van bestaande wind-op-landprojecten.
De doelstelling voor wind op land, 6.000 MW in 2020, is al jaren een punt van zorg binnen het Energieakkoord. De normale gang van zaken is dat controle en bijsturing eens per jaar plaatsvindt, via de Nationale Energieverkenning in het najaar en een set aanvullende maatregelen in het begin van het jaar. “Wind op land wordt nu de uitzondering”, zegt Nijpels. ”Ik krijg iedere drie maanden per project te horen wat het probleem is, en daar kan ik dan direct op sturen.“ Dat kan ook betekenen dat een project onder rijkscoördinatie wordt gebracht, als dat nodig is voor tijdige realisatie. ”Een jaar geleden kregen provincies en ontwikkelaars nog het voordeel van de twijfel, nu is het mooi geweest“, aldus Nijpels.
De extra controle op de voortgang van wind-op-landprojecten kan er volgens de Borgingscommissie voor zorgen dat zo'n 10 PJ aan windenergie toch al in 2020 geproduceerd kan worden, de helft van de missende 1 procentpunt dus. Andere aanvullende maatregelen zijn het gebruik van rijksgronden voor zonne-energie, pilotprojecten met ultradiepe geothermie, verbeteringen in de SDE+, verbetering van de ISDE-regeling, een investeringsimpuls van Nederlandse banken, meer energieopwek bij waterschappen en een ontwikkelingsfaciliteit voor energieprojecten door lokale coöperaties.
Het halen van 14% duurzame energie is niet alleen een afspraak uit het Energieakkoord, maar ook een Europese eis. Als Nederland er ondanks de nu voorgestelde extra maatregelen niet in slaagt de benodigde energie zelf te produceren, is er om aan deze eis te voldoen nog een andere uitweg: duurzame energie met SDE+-geld in het buitenland produceren, of via een statistische transfer duurzame energie uit het buitenland meetellen voor de Nederlandse doelstelling. Hier wil Nijpels echter nog niks van weten. “Dat is wat mij betreft niet aan de orde. We hebben deze afspraken gemaakt om de 14% in eigen land te halen, dus ik ga er van uit dat dat gaat lukken.”
Extra banen moeten volgens de Borgingscommissie volgen uit de extra inspanningen voor energiebesparing en duurzame energie. Maar het aantal banen is niet de grootste uitdaging; dat is het vinden van geschikt personeel voor die banen. “We zitten nu in de paradoxale situatie dat er meer banen komen, maar dat we een tekort aan mensen hebben om die banen op te vullen. Dat dreigt voor de energietransitie een probleem te worden”, stelt Nijpels.
Zowel de Sociaal Economische Raad (SER) als het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) buigen zich momenteel over dat probleem. Het PBL voert een verkennend onderzoek uit naar arbeidsmarkteffecten van de energietransitie, en mede op basis van dat onderzoek zal de SER dit voorjaar een advies uitbrengen over dit onderwerp.
Sinds het Energieakkoord in 2013 gesloten werd, heeft de Borgingscommissie elk jaar op basis van de in het najaar gepubliceerde NEV een pakket met aanvullende maatregelen gemaakt. “Dat was deze keer extra lastig, omdat het binnen twee jaar moest gebeuren”, zegt Nijpels. Die tijdsdruk voelen ook de partners in het Energieakkoord, zoals Greenpeace, Natuur & Milieu en Milieudefensie, die in een gezamenlijke reactie stellen dat de doelen alleen nog haalbaar zijn “als alles mee zit en elk open eindje binnen drie maanden wordt opgelost”.
Nijpels is echter vol vertrouwen dat de doelen met de afgesproken maatregelen gehaald worden, en wil niks horen over een eventueel weerbarstige praktijk. Dat de doelen gehaald worden, is volgens hem ook extra belangrijk met het oog op een nieuw klimaat- en energieakkoord, waarvoor binnenkort de onderhandelingen zullen starten. Mocht dat nieuwe klimaatakkoord er over enige tijd liggen, dan is Nijpels overigens best bereid weer een rol te spelen in het borgen van de uitvoering, zo laat hij desgevraagd aan Energeia weten. “Ik heb veel plezier beleefd aan mijn rol in de afgelopen jaren. Dus als de minister mij vraagt, dan sta ik daar voor open.”
In het hele verhaal ontbreekt een inzet op extra maatregelen in de woningsector. Voor de vastgoedsector is wel het "maatschappelijk vastgoed" betrokken bij het intensiveringspakket, maar dit wordt pas later dit voorjaar bekend gemaakt.
Op 21 maart zijn er gemeenteraadsverkiezingen. De gemeenten zijn, vaak via de Regionale Uitvoeringsdienst, in de meeste gevallen verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Milieubeheer. Daarin blijken de gemeenten dus al tientallen jaren niet succesvol te opereren. Voor het eigen vastgoed gaat het soms wel goed. Een voorbeeld van het energiemanagement van gemeentelijk vastgoed is te vinden bij de gemeente Nijmegen (foto bron: Europees project guarantEE).
In tegenstelling tot de visie van Nijpels, ziet het VNO/NCW in het uitvoeringsbesluit geen "omgekeerde bewijslast". Op de website van de werkgeversorganisatie meldt Ton Ravesloot, beleidssecretaris energiebesparing gebouwde omgeving: "Van een omkering van de bewijslast is daarbij gelukkig geen sprake in de Uitvoeringsagenda 2018 van het Energieakkoord. Bedrijven zullen niet door middel van uitgebreide bedrijfseconomische analyses aan hoeven tonen welke maatregelen wél en niet binnen vijf jaar terugverdiend worden. We willen immers voorkomen dat er een enorme bureaucratische rompslomp ontstaat. Die energie kunnen ambtenaren beter besteden om bij bedrijven langs te gaan en ondernemers aan het indraaien van nieuwe lampen, het aanbrengen van isolatie en andere nuttige maatregelen."
Op de website van het ministerie wordt gesteld:
"Energiebesparing bij bedrijven krijgt een grote impuls
Het afgelopen jaar zijn goede vorderingen gemaakt in energiebesparing in onder meer de energie-intensieve industrie en in de gebouwde omgeving. De energiebesparing door de Wet Milieubeheer valt echter nog tegen. Deze wet verplicht bedrijven besparingsmaatregelen te nemen als die zich binnen vijf jaar terugverdienen. De wet is onduidelijk voor bedrijven en voor inspecteurs lastig te handhaven. Daarom komt er een betere uitleg over de maatregelen en wordt handhaving gemakkelijker doordat bedrijven voortaan moeten melden welke maatregelen zij hebben genomen. Deze informatieplicht helpt inspecteurs om bedrijven die achterblijven gericht te controleren. Hoewel dit formeel pas in 2019 ingaat, is met het bedrijfsleven en gemeenten afgesproken nu al op deze manier te gaan werken. Hier wordt 3 miljoen voor vrijgemaakt.
Behalve het verbeteren van de Wet Milieubeheer, is nog een aantal andere maatregelen afgesproken. Zo komt het ministerie van BZK dit voorjaar met een aanpak voor energiebesparing in maatschappelijk vastgoed, zoals scholen en ziekenhuizen, en ontwikkelt het ministerie van LNV maatregelen voor extra energiebesparing in de glastuinbouw." (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat).
Cora van Nieuwenhuizen (IenW)
Ed Nijpels (SER)
Hans de Boer (VNO/NCW)
Berend de Vries (VNG)
Theo Bovens (IPO)