Raad van State oordeelt in nadeel van Stichting EnergyClaim

6 december 2018

Raad van State oordeelt in nadeel van Stichting EnergyClaim

Raad van State oordeelt dat bedrijfsschade door late en niet-adequate invoering van Europese energielabel-wetgeving niet bij Nederlandse Staat in rekening kan worden gebracht

Den Haag, 19 oktober 2018

Stichting EnergyClaim, die zich bezighoudt met de behartiging van belangen van bedrijven uit de energiebesparingsbranche, kan zich voor haar schadevordering tegen de Staat der Nederlanden niet beroepen op de Europese richtlijnen over de energieprestatie van gebouwen. Dat heeft de Hoge Raad laten weten op 19 oktober 2018.

Nederland kent het Energie Prestatie Advies (het EPA), waarmee eigenaren en gebruikers van gebouwen inzicht kunnen verkrijgen in de energiezuinigheid van die gebouwen. Het EPA berust op twee Europese richtlijnen over de energieprestatie van gebouwen.

De Europese richtlijnen houden voor de lidstaten de verplichting in om te voorzien in een stelsel van energiecertificering door deskundigen. Deze deskundigen verstrekken energielabels met behulp waarvan de energieprestaties van gebouwen kunnen worden bepaald.

Volgens Stichting EnergyClaim heeft de Staat der Nederlanden de Europese richtlijnen te laat of onjuist omgezet in nationale regelgeving. Daardoor zouden de deskundigen omzet hebben gemist. Stichting EnergyClaim heeft de Staat aangesproken tot vergoeding van een bedrag van ruim € 37 miljoen. [n.b. over de hoogte van de claim bleek bij navraag bij Stichting EnergyCliam dat het door Rechtspraak genoemde bedrag wordt betwist]

De rechtbank Den Haag en het hof Den Haag hebben de vordering van Stichting EnergyClaim afgewezen. De Stichting EnergyClaim stelde vervolgens beroep in cassatie in.

De Hoge Raad laat de afwijzing van de vordering in stand. Volgens de Hoge Raad betekent de verplichte betrokkenheid van deskundigen niet dat hun economische en financiële belangen door de richtlijnen worden beschermd. De deskundigen vallen niet onder het beschermingsbereik van de richtlijnen, waardoor zij hun schadevordering tegen de Staat niet op die richtlijnen kunnen baseren.

Advocaat-generaal Wissink adviseerde de Hoge Raad eerder om eveneens het cassatieberoep van Stichting EnergyClaim te verwerpen (ECLI:NL:PHR:2018:690).

Commentaar verscheen in een artikel van advocatenkantoor ZipproMeijer over deze uitspraak: 

"De EPBD-richtlijnen beogen dat gebouwen energiezuiniger worden door een energieprestatiecertificaat verplicht te stellen. Het implementatietraject van de richtlijnen is niet zonder rimpelingen verlopen. Er loopt nog steeds een inbreukprocedure tegen Nederland. De vordering van de door EnergyClaim vertegenwoordigde benadeelde EPA-adviseurs slaagt echter niet, omdat de EPA-richtlijnen volgens het hof niet beogen te beschermen tegen de door hen geleden schade. In ieder geval vanuit Unierechtelijk perspectief valt hier het een en ander op af te dingen. Het is naar mijn mening minder evident dat niet is voldaan aan het Unierechtelijke relativiteitsvereiste dan nu in het arrest naar voren komt. Dat heeft ermee te maken dat de Unierechtelijke lidstaataansprakelijkheid een instrument is om te waarborgen dat het Unierecht goed doorwerkt in het nationale recht.26 Dit element maakt dat het Unierecht soms tot een andere relativiteitsafweging kan komen dan het Nederlandse recht. In combinatie met de ruimhartige benadering bij de toepassing van het Unierechtelijke relativiteitsvereiste kan er daarom worden getwijfeld aan het oordeel van het hof dat de schade van de EPA-adviseurs niet onder het Unierechtelijke beschermingsbereik valt." [noot 26: Lees: goed wordt omgezet (voor zover nodig) en toegepast, en effectief wordt gehandhaafd.]

Bronnen: Rechtspraak, EnergyClaim, ZipproMeijer

Raad Van State

Stichting Energyclaim

Zippro Meijer advocaten