Na 25 jaar: einde aan energieprestatienormeringen in de nieuwbouw?

30 mei 2020

Column van Hans Korbee (RVO)

Datum: Donderdag 28 mei in Duurzaam Gebouwd

Het werd nog knap spannend in 1995; zou het na herhaald uitstel alsnog lukken om inderdaad nog voor het eind van het jaar de nieuwe regelgeving te publiceren? Het werd uiteindelijk 15 december, mooi voor de kerst. Wat was er aan deze EnergiePrestatie-Normering (EPN) zo bijzonder en waardoor kon deze uitgroeien tot een groot succes?

Energieprestatienormering stopt na 25 succesvolle jaren

Foto: WestCord Hotels ontwikkelde met SeARCH het circulaire en energieneutrale hotel Jakarta in Amsterdam

Vanaf 1975 waren de eisen voor isolatie van gevels, ramen, vloeren en daken bij nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen (on)regelmatig verhoogd. Verdere aanscherping stuitte op praktische bezwaren; bezwaren die overigens per bouwproject verschilden. Tegelijkertijd waren steeds meer energie-innovaties rijp voor brede toepassing. Veel betere TL-verlichting, HR-glas, warmteterugwinning uit ventilatielucht, zonneboilers voor warmtapwater. De grote vernieuwing die in 1995 werd doorgevoerd was de introductie van prestatie-eisen voor het gebouwgebonden energiegebruik bij standaard bewonersgedrag. Prestatie-eisen waarbij alle energiebesparende maatregelen zoveel mogelijk gehonoreerd werden. Tegelijk werd de lat zo’n 15% hoger gelegd en bleven de oude isolatie-eisen als vangnet in het bouwbesluit gehandhaafd. Dit laatste [bedoeld wordt: het vangnet voor minimum isolatie-waarden, EV]  is tot de dag van vandaag nog steeds het geval.

Level playing field voor innovaties

De aanscherping werd na enig verzet geaccepteerd. Enerzijds waren de meeste partijen daar wel rijp voor, anderzijds doordat de nieuwe regeling veel meer vrijheden gaf aan alle partijen. Wilde je extreem isoleren? Prima. Liever meer techniek, bijvoorbeeld een warmtepomp en warmteterugwinning, ook goed. Of veel meer gebruik van de zon, passief, actief met een zonneboiler of pv, alles telde mee. En technieken die (nog) niet waren opgenomen in de berekeningsmethode maakten een kans via de mogelijkheid van een gelijkwaardigheidsverklaring.

De energiebesparingsnormering EPN was best complex, vergeleken met de oude situatie. Er kwam een bepalingsmethode om de energieprestatie, uitgedrukt als een dimensieloos getal te kunnen bepalen. De NEN 2916 voor utiliteitsbouw en NEN 5128 voor woningbouw. En in het bouwbesluit stond de eis waaraan het gebouw moest voldoen. Deze eis varieerde naar gebouwfunctie, onderwijs, kantoor, wonen etc. Om één eis te kunnen hanteren voor alle woongebouwen, van villa tot galerijflat, moesten bovendien correctiefactoren worden berekend. Ten tijde van de introductie verschenen een inleidende brochure, leidraden voor woningen en utiliteitsgebouwen, variantenboeken en voorbeeldbrochures. Maar het lukte en na enige jaren kon bij de aanscherping van de eisen eenvoudig worden volstaan met nieuwe getallen in het bouwbesluit. In de loop der jaren werd de bepalingsmethode steeds licht aangepast aan de actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld vanwege nieuwe technieken als led- verlichting en steeds betere beglazing. Op deze wijze werden continuïteit en actualiteit gecombineerd en het draagvlak voor de normering vergroot.

Effectief instrument

In 2008 sloten de twee ministers van VROM het Lenteakkoord met vertegenwoordigers van de verenigingen NEPROM, Bouwend Nederland en NVB. Hierin afspraken zij af het gestandaardiseerd energiegebruik in 2011 met 25% en in 2015 met 50% te verlagen ten opzichte van de waarde in 2007. Een unicum in de energiegeschiedenis. Deze stip op de horizon was zowel in de woningbouw als de utiliteitsbouw een helder signaal voor tal van partijen die met innovaties bezig waren, maar ook voor fabrikanten van ‘oude’ technieken het teken dat zij verdere verbeteringen moesten initiëren. In 2011 evalueerde het PBL in opdracht van het ministerie BZK het energiebeleid van het ministerie. De rapportage droeg de veelzeggende titel: ‘Energiebesparen gaat niet vanzelf’. In de evaluatie komt de EPN als het enige effectieve instrument van het ministerie naar voren.

Energieprestatienormering stopt na 25 succesvolle jaren

Europees werd het kunststukje van het Lenteakkoord ook ontdekt. In de EPBD werd het idee van Nearly Zero Energy Buildings gelanceerd [in Nederland vertaald naar "Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG)", EV]; vanaf 2020 zou alle nieuwbouw vrijwel energieneutraal moeten zijn. Hoe snel de ontwikkelingen in de praktijk verliepen bleek bij het vergelijken van de Top 15 energiezuinige scholen van 2014 en 2016. In 2016 bleken de beste 5 scholen zelfs energieleverend te zijn. 

Doorontwikkeling

Naast waardering was er ook kritiek op het stelsel. Zo bleek de methode een zeer matige voorspeller van het werkelijke energiegebruik en al helemaal niet op individueel niveau. De reactie dat de methode daarvoor ook niet bedoeld was, bleek in de praktijk op steeds meer verzet te stuiten. 

Er werd in het tweede decennium in toenemende mate gebouwd op complexe, hoogstedelijke situaties. Hier was het lastig om aan eisen te voldoen die hun oorsprong vinden in het bouwen van eengezinswoningen in het weiland. Daarnaast bleef de energie-inhoud van de toe te passen materialen buiten beschouwing, terwijl deze door de aangescherpte energiegebruikseisen een steeds groter aandeel vormt in de klimaatbelasting.

Het invullen van deze drie ontwikkelpunten: het ontbreken van garanties, het meewegen van het materiaal gebruik en specifieke aandacht voor hoogstedelijke locaties, is bij het invullen van de Europese richtlijnen vanuit de EPBD helaas niet opgepakt. Wel werd de Trias Energetica uit 1979 van stal gehaald om het plaatsen van schotten tussen energievraag, duurzame opwekking en fossiel gebruik te rechtvaardigen. Een mantra uitgewerkt als dogma, het is de vraag wat dit gaat opleveren voor energie-innovaties.  Aardgasvrije nieuwbouw bleek bij de gebruikelijke kosteneffectstudies zo kostbaar dat er vrijwel geen financiële ruimte resteerde voor energiebesparende voorzieningen. De nullijn blijft anno 2020 nog even buiten het zicht van het peloton.  

MPG+

Mede dankzij de Transitieagenda voor de circulaire bouweconomie, dringt het besef door dat  de CO2-uitstoot door de productie van bouwmaterialen en transport een factor van belang vormt. Niet voor niets heeft het ministerie van BZK aangekondigd de MPG-eis van 1,0 naar 0,8 te brengen vanaf 1 januari 2021 en daarna verder te verlagen, naar 0,5. In een volgende blog wil ik belichten hoe de split incentive tussen EPG en MPG kan worden overbrugd en de resulterende MPG+ kan worden gebruikt voor een aanscherping van de eisen richting een werkelijk CO2 neutrale gebouwde omgeving. Hotel Jakarta te Amsterdam, zie de foto boven deze blog, biedt hiervan al een mooi voorbeeld.

Hans Korbee (RVO)