Klimaat en energie in verkiezingsprogramma’s 2021

25 januari 2021

Klimaat en energie in verkiezingsprogramma’s 2021

De lastige keuzes in het klimaatbeleid 2021-2025

Het afgelopen kabinet Rutte III ging van start met de mededeling: “wij zijn het het groenste kabinet ooit”. Dit was gebaseerd op de gekozen doelstelling van 49% broeikasgasreducties in 2030 ten opzichte van 1990, en de keuze om die nog eventueel te verhogen naar 55% als de EU daarvoor zou gaan. Gebaseerd op 1,5 graad maximale opwarming van de aarde, afgesproken in 2015 in Parijs, zou 55% minimaal nodig zijn. In feite komt het neer op het nakomen van internationaal gemaakte afspraken, niet meer dan dat. 

De lastige vragen en maatregelen zijn doorgeschoven naar het komende kabinet, doordat VVD, CDA, D66 en CU in de afgelopen kabinetsperiode hindernissen hebben opgeworpen in de Tweede Kamer om daadwerkelijk te komen tot die resultaten in 2030.

Die zullen tijdens de onderhandelingen voor een nieuw kabinet dus ter discussie moeten worden gesteld en/of er moeten miljarden extra bij voor intensivering van het Klimaatbeleid.

Er ligt een Klimaatakkoord met afspraken met maatschappelijke organisaties, om in 2030 op -49% CO₂ emissies uit te komen.

De uitrol van hernieuwbare energieopwekking -met name elektriciteit- verloopt redelijk voorspoedig.
Ook het uitbannen van gebruik van steenkool voor elektriciteitsproductie is nagenoeg vastgelegd. En de industrie heeft naast een 'subsidiewortel’ ook een stok gekregen om te verduurzamen in de vorm van een CO₂-heffing.

Met deze resultaten is het beleid echter nog onvoldoende om de beoogde -49% in 2030 te realiseren, zo becijferde PBL afgelopen najaar, op basis van beleid dat vorig jaar mei concreet genoeg was voor een doorrekening. En de ambitie van 49% wordt, conform inzet in het regeerakkoord, nu via de Europese Unie zelfs 55%.

Een mooi politiek resultaat waar ook dit kabinet in Brussel aan heeft bijgedragen, maar het maakt de uitdaging voor 2030 alleen maar groter.

De successen van Rutte III liggen vooral bij de technieken zon op dak en wind op zee. Dit was relatief laaghangend fruit: de kosten hiervoor daalden hard en burger en bedrijven hebben er doorgaans geen last van. De omslag in industrie, gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw raakt daarentegen de betreffende bedrijven en huishoudens wel en is daarmee politiek een stuk lastiger. Daar liggen de grote uitdagingen en lastige keuzes die het komende kabinet -dat waarschijnlijk de naam Rutte IV gaat dragen- zal moeten maken. Kortom, het volgende kabinet zal een reeks keuzes moeten maken die politiek veel meer pijn gaan doen en tegelijkertijd ieder afzonderlijk minder opleveren.

Piketpaaltjes

Wat opvalt is dat de politiek, vaak de coalitiepartijen zelf, de afgelopen vier jaar sterk zijn geweest in het stellen wat ze niét willen. De partijen die straks mogelijk aan de onderhandelingstafel komen, moeten deze deels zelf gemaakte knopen gaan doorhakken.

● De verduurzaming van de industrie blijft met het huidige beleidspakket een gordiaanse knoop. De verbreding van de subsidieregeling SDE -om naast energieopwekking ook de inzet van duurzame energie in de industrie te steunen- was een belangrijk element in het regeerakkoord van Rutte III. Deze stap is geen succes geworden. Behoudens de in tijd en volume begrensde subsidie voor Carbon Capture and Storage zal de regeling door ingewikkelde blokkades in het Europees beleid weinig kunnen betekenen voor elektrificatie van de industrie of voor de productie van groene waterstof (zie Trilemma 9 september 2019). Daarmee ligt er wel een mooi doel voor de industrie en de ‘CO₂-heffing industrie’ bij het realiseren van de beoogde emissiereductie, maar ontbreken opties om dit waar te maken.

● Een pad voor de echte verduurzaming van de mobiliteit ontbreekt. De coalitiepartijen CDA, VVD en ChristenUnie blokkeerden het compromis in het ontwerp-klimaatakkoord om fossiele brandstoffen iets duurder te maken ten gunste van elektrisch vervoer. Eén cent accijnsverhoging per liter benzine ten gunste van de ‘prosecco drinkende Tesla rijder’ bleek een politieke brug te ver. Dit verzet leidde tot de correctie van het akkoord op dit punt door het kabinet, zonder dat deze partijen met een alternatief kwamen. Volgens de Klimaat- en Energieverkenning van PBL komt mobiliteit in 2030 op een uitstoot van 31,6 megaton CO₂-equivalenten uit tegen 32,2 Mton in het jaar 1990. Over een tijdvak van dertig jaar waarin landelijk minimaal 49% emissiereductie wordt nagestreefd, komt de mobiliteit dus niet verder dan 2%.

● Ondanks vergaande duurzaamheidscriteria is de discussie over biomassa deze kabinetsperiode ontspoord en heeft het geleid tot een ongenuanceerde ‘alle bio-energie is altijd slecht’ -ook bij de coalitiepartijen. Deze gooiden gezamenlijk per motie de deur naar de toekomst voor bio-warmte dicht, wederom zonder met een alternatief te komen. Daarmee is de voor warmteproductie meest betaalbare en grootschalig in te zetten verduurzamingsoptie schaakmat gezet en ontbreekt nu feitelijk het perspectief om miljoenen oudere, lastig te isoleren woningen van aardgas af te halen.

● Juist de verduurzaming van de warmtevraag in woningen is een uitdaging gebleven. Zoals PBL afgelopen zomerconcludeerde, is en blijft aardgas veel te goedkoop ten opzichte van duurzame alternatieven. Ook hier was het de Kamer inclusief coalitiepartijen die met de eis van woonlastenneutraliteit kwam, zoals onlangs per motie Beckerman (SP) geëist. Ook hier kwam vanuit deze partijen geen alternatief hoe en wie de meerkosten dan wel moet gaan betalen.

● Als klap op de vuurpijl blokkeerde de Kamer ook de ruimte voor gemeenten om wijken integraal van het van gas af te halen. Een motie van de VVD maakt het vooralsnog onmogelijk om tegen de zin van een enkeling het gasnet voor koken te vervangen door elektrisch. Deze sympathiek klinkende motie kost miljoenen euro’s in een wijk waar straks de gas-infrastructuur moet blijven bestaan naast het duurzame alternatief.

● Tenslotte is er het politiek vastgelopen dossier veehouderij. De hoge emissies uit deze economisch gezien bescheiden sector worden vooral veroorzaakt door methaan uit de veeteelt. Ook hier dalen de broeikasgasemissies nauwelijks, door een politiek die nalaat iets te doen wat boeren ontstemt.

Verkiezingsprogramma’s blijven vaag

De energietransitie staat dus in een aantal cruciale sectoren met de neus tegen een muur, mede door Kameruitspraken. De grote vraag aan partijen die duidelijk zijn over hoe het niet moet, is hoe het dan wel kan. De gepresenteerde concept-verkiezingsprogramma’s geven nauwelijks antwoord op de politiek lastige dilemma’s voor de komende vier jaar. Uiteraard is een verkiezingsprogramma geen plek voor de Europeesrechtelijke dilemma’s rond subsidie voor elektrificatie, maar een duidelijk antwoord op een aantal fundamentele richtingenkeuzes zou wel mooi zijn. Zeker op die onderwerpen waar partijen zich steeds kritisch uitspreken.

Zoals ondertussen bekend zijn PVV en Forum voor Democratie partijen die geen klimaatprobleem zien en iedere poging daartoe proberen te torpederen. Best verrassend is het SP-concept-programma dat voor klimaat erg summier is en vooral benadrukt dat het een probleem van en voor grote bedrijven is.

De partijen met de grootste kans om aan de onderhandelingstafel te komen -VVD voorop, gevolgd door CDA, D66, GroenLinks, PVDA en ChristenUnie- gaan voor de 49% (VVD), 55% of zelfs 60% reductie van de broeikasgassen in 2030. Alleen CDA maakt de ambitie niet concreet in zijn concept-programma. Deze partijen zijn het dus grofweg wel eens over waar ze ongeveer naartoe willen, enkel de hoe-vraag zou dan nog tot discussie moeten geven. Daar zit de crux, door de vele ‘hoe-niet’-stellingen.

De politiek makkelijke uitspraken komen in bijna ieder programma terug. Ongeveer iedere partij wil stoppen met bio-energie en iedereen houdt van waterstof, van zonnepanelen op daken, van isolatie en van initiatieven door burgers. Maar hoe gaan we honderdduizenden woningen van het nu spotgoedkope aardgas afhalen? Door de energiebelasting op gas fors te verhogen? Door bij mutatie van een woning minimaal een A- of B-label te eisen? Of via duidelijkheid dat de aardgaskraan in jaar X onherroepelijk dicht gaat en er daarna enkel het veel duurdere waterstof en/of groen gas uit de leidingen komt? Bijna geen partij durft aan dit soort vragen de vingers te branden. Het verhaal blijft hangen in wat mooie woorden over de reeds bestaande steun voor isolatie en subsidie voor warmtepompen. En uiteraard zinnen over wat men vooral niet wil, zoals warmte uit bio-energie of meerkosten voor de burger. Dat geldt zelfs voor de Partij voor de Dieren die over tien jaar alle (!) woningen minimaal energieneutraal wil hebben maar qua maatregelen niet verder komt dan subsidies en prikkels zoals de OZB.

Ook ten aanzien van de industrie blijft het vaag. Het CDA wil goede afspraken met de tien grootste bedrijven. Tja, is dat dan niet al bij het Energieakkoord of Klimaatakkoord gedaan? VVD, D66, GroenLinks, PVDA en ChristenUnie willen een CO₂-heffing voor de industrie; CDA wil er juist weer vanaf en de SP wil zelfs het ETS afschaffen. Een CO₂-heffing voor de industrie (ETS-deelnemers) is uiteraard onlangs al door het parlement aangenomen. De variatie voor de komende jaren zit hem in de linkse wens voor een vlakke heffing op alle emissies en terugsluis naar de burger; een voor het klimaat weinig relevant onderscheid.

De mobiliteitsparagrafen missen de keuze die nodig is om echt emissies te verminderen, behoudens D66, GroenLinks en ChristenUnie die voor een regulerende kilometer-beprijzing zijn en GroenLinks dat in 2030 een verbod op verbrandingsmotoren wil. CDA en VVD hebben in hun programma’s niets opgeschreven dat kan zorgen voor een serieuze daling van de uitstoot.

Waar partijen wel uitgesproken over zijn is kernenergie, met CDA en VVD voor en partijen ter linker zijde tegen. Het is het traditionele thema dat bij verkiezingen terugkomt. Ongeacht de uitkomst zal er in 2030 nog geen kerncentrale extra staan en is het sowieso de vraag of enige marktpartij miljarden wil investeren om de schaarse wind- en zonarme gaten te vullen, in een nagenoeg volledig verduurzaamd elektriciteitssysteem. Kortom, een populair ritueel dansje voor beide flanken dat voorbij gaat aan de echte vraagstukken.

Politieke dilemma’s zijn duidelijk

Wat de onbeantwoorde vragen zijn is partijen uiteraard duidelijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving biedt standaard de partijen een doorrekening van de verkiezingsprogramma’s aan. Dit proces is nu ongetwijfeld in de afrondende fase. Daar moeten partijen hom of kuit kiezen over lastige dilemma’s en worden ze geconfronteerd met de werkelijke kloof tussen beleidsvoorstellen en ambitie. Holle woorden over ‘inzetten op waterstof’ en ‘ruimte voor lokale initiatieven’ leveren dan immers niets op. Deze doorrekening geeft voor de verkiezingen een goed inzicht in keuzes die niet in de programma’s staan. Bovendien laten niet alle partijen hun programma’s doorrekenen. In de vorige ronde was dit slechts de helft van de partijen die in de Kamer kwamen: VVD, PVDA, SP, D66, ChristenUnie en GroenLinks. Het is te hopen dat dit er deze ronde meer zijn.

De partijen die na de verkiezingen een kabinet proberen te formeren krijgen uiteraard objectieve assistentie voor de keuzes voor de komende jaren. Ministeries bereiden de dilemma’s goed voor. Aanvullend komt waarschijnlijk deze maand de interdepartementale studiegroeponder leiding van Laura van Geest met een antwoord hoe Nederland een 55% CO₂-reductie in 2030 kan halen. Dat doel vraagt om harde keuzes die ongetwijfeld botsen met de politieke piketpaaltjes die de afgelopen vier jaar geslagen zijn.

Rutte III zal afsluiten met een klimaatbeleid dat nog lang niet leidt naar de gestelde ambities voor 2030 en daarna. Het zal zich nog wel kunnen excuseren met de stelling dat zaken in de pijplijn zitten en ‘nog’ niet meegenomen konden worden in de berekeningen. Voor een volgend kabinet zal het doel van CO₂-reductie niet ter discussie staan; daar zijn de voor de formatie relevante partijen het grotendeels wel over eens. De opgave om die reductie daadwerkelijk te realiseren zal echter steeds ingewikkelder worden, met lastigere dossiers die dichter bij het leven van de burger komen. Als partijen de eigen klimaatambities serieus nemen, vraagt dat om meer dan vooral stellen wat men niet wil. Voor Rutte IV liggen er meer dan ooit een berg taaie overgebleven keuzes op het bord.