1 november 2017
Het door het kabinet Rutte-III voorgestelde emissiedoel van 49% reductie in 2030 past bij de ambitie om de temperatuurstijging te beperken tot 2 graden, de juridische ondergrens van het "akkoord van Parijs". De ambitie om andere landen te bewegen om met heel Europa te streven naar 55% reductie in 2030 past bij de ambitie van het Parijs akkoord om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graad boven het pré-industriële tijdperk.
PBL en ECN geven aan dat de analyse een tussenstand betreft. Niet alle maatregelen al zijn door te rekenen.
De geanalyseerde maatregelen realiseren ruwweg de helft van de daarvoor benodigde emissiereductie. Het transitiebeleid wordt ingezet maar kan nog aan kracht winnen. Om de beoogde reductie van 49% in 2030 te halen, zullen in een nieuw klimaat- en energieakkoord aanvullende maatregelen uitgewerkt moeten worden.
Voor de komende regeerperiode zijn de eerder gestelde doelen op het gebied van energiebesparing (1,5% per jaar), duurzame energie (14% in 2020) en CO2-reductie (25 tot 40% in 2020) niet meer haalbaar (bron: NOS op basis van CBS, PBL en ECN).
Dit zijn de hoofdconclusies van de analyse die het Planbureau voor de Leefomgeving op verzoek van de Tweede Kamer (motie Klaver) heeft gemaakt van de effecten van het nieuwe regeerakkoord op het terrein van klimaat en energie.
De analyse biedt een beschouwing van de beleidsvoornemens van het kabinet en een indicatieve doorrekening van de effecten van voorgenomen maatregelen op het terrein van broeikasgasemissies, hernieuwbare energie en het energieverbruik. Ook wordt ingegaan op de mate waarin het voorgenomen beleid bijdraagt aan de energietransitie richting 2050.
De analyse is gemaakt op basis van de laatste cijfers en inzichten van het PBL en ECN over de Nederlandse energiehuishouding, zoals eind oktober verschenen in de Nationale Energieverkenning 2017 (NEV2017). De analyse betreft een tussenstand, niet alle maatregelen zijn al door te rekenen.
De reductieopgave van 49% in 2030 ten opzichte van de broeikasgasemissies in 1990 die het kabinet zich stelt, past bij de doelstelling van het Parijsakkoord om de temperatuurstijging tot ruim onder de 2 graden te beperken. Volgens de onlangs verschenen raming van de Nationale Energieverkenning 2017 komen de broeikasgasemissies in 2030 lager uit dan de raming van vorig jaar, die de basis vormde onder het regeerakkoord.
Om het doel van 49% reductie te halen is de beleidsopgave verkleind van 56 naar 41 megaton CO2-equivalenten. Er worden naar verwachting in periode tot 2030 al meer windturbines op zee gebouwd en de kolencentrales zullen in 2030 minder draaien dan waarvan het regeerakkoord uitging.
De emissiereductie als gevolg van de in het regeerakkoord voorgenomen maatregelen bedraagt 11 tot 26 megaton. Dat is ruwweg de helft van de beleidsopgave. De bandbreedte komt onder andere doordat is gerekend met verschillende aannames over wat er gebeurt met de import en export van elektriciteit. Een tweede onzekerheidsfactor is dat veel maatregelen nog niet concreet zijn uitgewerkt. Het sluiten van kolencentrales in combinatie met het invoeren van een minimum CO2-prijs in de elektriciteitssector levert het meeste op.
Het kabinet verbreedt de scope van de SDE+-regeling. Daardoor komen naast hernieuwbare- energieprojecten ook bijvoorbeeld CCS-projecten voor subsidie in aanmerking. De concurrentie binnen de SDE+-regeling neemt daardoor toe, en kan er met hetzelfde budget een grotere emissiereductie worden bereikt.
Het invoeren van een minimum CO2-prijs in de elektriciteitssector leidt tot een hogere elektriciteitsprijs. Het prijsverschil tussen fossiele elektriciteit en hernieuwbare elektriciteit neemt daardoor af. Ook daardoor kan met hetzelfde SDE+-budget meer emissiereductie worden gerealiseerd.
Het regeerakkoord ondersteunt de energietransitie. Het PBL merkt daarbij op dat ook het vastleggen van een doel voor 2050 in de voorgenomen Klimaatwet de aanpak van het transitiebeleid zou kunnen versterken. De veranderingen waar de maatschappij voor staat zijn zodanig ingrijpend en complex dat de transitie meer omvat dan implementatie van emissie-reducerende maatregelen alleen. De systeemveranderingen vergen aanpassingen in de infrastructuur zoals laadpalen voor elektrische auto’s en pijpleidingen voor CO2-tranport, en institutionele vernieuwingen.
Het transitiebeleid zal aan kracht winnen als ook op die punten afspraken worden gemaakt in een nieuw klimaat- en energieakkoord.
Bronnen: Paris Agreement, PBL, ECN, Regeerakkoord Rutte III.
Rutte en de vice-premiers Schouten (CU), Ollongren (D66), De Jonge (CDA)
Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat)