9 oktober 2023
Nattere winters, zwaardere buien en drogere zomers met een mogelijk fors toenemend neerslagtekort. Die staan ons deze eeuw te wachten volgens de nieuwe Klimaatscenario’s van het KNMI. Demissionair minister Mark Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) heeft de publicatie maandag 9 oktober 2023 in ontvangst genomen.
Volgens hoofddirecteur Maarten van Aalst van het KNMI doet Nederland er goed aan zich voor te bereiden op extreme weersverschijnselen die ons hard kunnen gaan raken. ,,We zitten qua klimaat in een heel andere tijd dan in 2014”, verklaart Van Aalst tijdens een perspresentatie van de scenario’s, waaraan een supercomputer van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) twee jaar heeft gerekend. De vorige scenario’s verschenen in 2014.
,,We leven in een tijd waarin we al met klimaatschade te maken hebben”, zegt Van Aalst, waarbij hij verwijst naar overstromingen in Libië en bosbranden in Canada. Ook Nederland moet zich volgens hem voorbereiden op ‘nachtmerriescenario’s’.
De nieuwste klimaatscenario’s moeten overheden helpen bepalen hoe we ons de komende meer dan honderd jaar kunnen weren tegen klimaatverandering.
Als de huidige opwarming doorzet en we als wereldbevolking onze CO2-uitstoot niet fors omlaag brengen, dan hebben we in Nederland aan het eind van de eeuw zomers mogelijk wel dertig tropische dagen, in plaats van gemiddeld vijf nu. Ook kunnen we jaarlijks de 40 graden Celsius aantikken. In Nederland is de temperatuur sinds 1900 gemiddeld met 2 graden gestegen.
In zijn berekeningen gaat het KNMI uit van vier verschillende scenario’s. Aan de ene kant een toekomst met een hoge of lage CO2-uitstoot. En anderzijds eentje met verdrogend of een vernattend klimaat. ‘De vier scenario’s geven als het ware de hoekpunten waarbinnen het Nederlandse klimaat in de toekomst waarschijnlijk zal veranderen’, stelt het meteorologisch instituut.
Het IJsselmeer is een belangrijke bron van zoet water voor het noorden van Nederland, maar die functie komt met ernstige verdroging in de knel. © ANP
Welk pad het klimaat ook gaat volgen, het is vrijwel zeker dat het neerslagtekort in de zomer - en dus de droogte - zal toenemen. Zelfs in een vernattend klimaat en met een lage uitstoot stijgt het neerslagtekort in 2100 met 13 procent. In het geval van hoge uitstoot en verdroging groeit die problematiek zelfs met 79 procent. Dat heeft grote effecten voor zowel onze zoetwatervoorziening, als voor de scheepvaart en de landbouw.
,,In 2100 kan de gemiddelde zomer even droog worden als de voor ons extreem droge zomer van 2018", vertelt onderzoeker Karin van der Wiel. ,,Dan kun je zelf bedenken dat de dan erg droge zomers voor nog grotere problemen zullen zorgen dan in 2018.”
In haar publicatie formuleert het KNMI het als volgt: ‘Bij een watertekort moet worden bekeken hoe het schaarse water wordt verdeeld over de functies drinkwater, natuurbeheer, landbouw en scheepvaart.’ Aan de ene kant moet het IJsselmeer als bron van zoetwater worden beschermd. Anderzijds is er bij extreme neerslagtekorten mogelijk een moeilijke keuze nodig: houden we voldoende water in de grote rivieren voor de scheepvaart of zijn onze voedselgewassen op het land belangrijker?
Voor het scenario van hoge uitstoot heeft het KNMI overigens een opvallende keuze gemaakt. Het nam het omstreden uitstootpad RCP8.5 uit de publicaties van het VN-klimaatpanel IPCC over. Dat extreme scenario - dat uitgaat van bijvoorbeeld grootschalige groei van kolencentrales en geen overstap op hernieuwbare energie gedurende deze eeuw - wordt door veel wetenschappers niet langer als plausibel of realistisch gezien.
"Het is een wetenschappelijke en beleidsmatige wanpraktijk om te suggereren dat RCP8.5 een plausibel scenario is of zelfs maar zou mogen dienen als worstcasescenario"
Roger Pielke jr, Klimaatwetenschapper
,,We noemen RCP8.5 ook zeker geen business as usual”, zegt KNMI-projectleider Rob van Dorland. Hij erkent dat het gaat om een uitzonderlijk uitstootscenario. Toch verdedigt hij de keuze. ,,Het kan ook tegenvallen met allerlei onvoorziene gebeurtenissen in het veranderende klimaat.” Zo zou het ontdooien van de permafrost kunnen leiden tot extra methaanuitstoot en nog snellere opwarming. ,,Daarom vinden wij het toch belangrijk om rekening te houden met de meest ernstige scenario’s.”
Van Dorland krijgt bijval van zeespiegelexpert Sybren Drijfhout van het KNMI. ,,Er zijn allerlei onzekerheden over de ijsmassa op Antarctica. Die zou onstabiel kunnen worden en leiden tot een snelle zeespiegelstijging. Sommige observaties gaan sneller dan de klimaatmodellen.” In het uiterste geval gaat het om een zeespiegelstijging van zeventien meter in 2300. Daarom vindt het KNMI het belangrijk om met RCP8.5 te rekenen. Als waarschuwing en wake-upcall.
Niet iedereen is dat met het KNMI eens. Roger Pielke jr., een Amerikaanse autoriteit op het gebied van extreem weer, noemt het besluit om RCP8.5 als hoog uitstootscenario te kiezen ‘een schande’. ,,Het is een wetenschappelijke en beleidsmatige wanpraktijk om te suggereren dat RCP8.5 een plausibel scenario is of zelfs maar zou mogen dienen als worstcasescenario. Het is geen van beide. Hierover bestaat brede consensus.” Met andere woorden: het ligt te ver buiten de realiteit om overheidsbeleid op te baseren.
Dat de keuze voor het extreme scenario ingrijpend is, blijkt uit de berekeningen voor de veranderingen in het aantal sterfgevallen door kou of hitte. Het huidige Nederlandse klimaat telt meer sterfgevallen gerelateerd aan kou (5800 gevallen per jaar) dan aan warmte (660 gevallen). Uitgaand van het lage uitstootscenario blijft kou in 2100 dodelijker dan hitte: 9000 doden tegenover 3000. Bij het RCP8.5-uitstootpad draait dat beeld volledig om: dan vallen in 2100 11.000 doden door hitte tegenover 6600 per jaar door kou.
KNMI-hoofddirecteur Maarten van Aalst. © Frans Nikkels
Ook bij hittestress in Amsterdam zijn de verschillen groot. In het scenario van hoge uitstoot zuchten stedelingen onder 25 tropische plaknachten per jaar tegenover slechts enkele tegenwoordig. In het scenario van lage uitstoot worden het er slechts een paar meer dan nu. Bij extreem weer, in de vorm van felle en langdurige neerslag, geldt voor de landbouw hetzelfde. Extreem uitstootscenario: veel vaker verzopen akkers. Lage uitstoot: amper meer wateroverlast dan nu.
Volgens hoofddirecteur Van Aalst is één conclusie duidelijk: ,,We moeten er alles aan doen om onze uitstoot van broeikasgassen zo snel mogelijk omlaag te brengen.” Ook als Nederland maar weinig bijdraagt aan de wereldwijde uitstoot? Ja. ,,Per hoofd van de bevolking stoten we nog steeds bijna het dubbele uit van het wereldgemiddelde. Ook historisch hebben we als Europa een verantwoordelijkheid. En het is in ons eigen belang als Nederland om de wereld de goede kant op te duwen.”
auteur: Edwin Timmer
bronnen: ANP, KNMI
lees verder in Trouw