Rekenkamer: subsidiegeld voor duurzame energie hoopt op

17 mei 2019

Rekenkamer: subsidiegeld voor duurzame energie hoopt op

Verantwoordingsdag 2019 laat zien dat duurzame energiebeleid niet effectief is en dat minister onjuiste uitspraken heeft gedaan

De minister van Economische Zaken en Klimaat schat de uitgaven aan subsidie voor productie van duurzame energie stelselmatig te hoog in. Daardoor is er in de afgelopen vijf jaar 2,5 miljard euro op de plank blijven liggen. Dat is een derde van het begrote bedrag van 7,7 miljard.

Dat constateert de Algemene Rekenkamer, die de geldstromen voor duurzame energie in kaart heeft gebracht. De Rekenkamer heeft het ministerie al in 2015 geadviseerd dat deze trend moet worden omgekeerd.

Op de begroting van het ministerie blijft het subsidiegeld dat niet is uitgegeven weliswaar beschikbaar voor toekomstige projecten. Maar deze reserve is jaar in, jaar uit gegroeid. Bovendien zijn de geraamde subsidie-uitgaven (SDE+) bepalend voor de hoogte van de opslag duurzame energie (ODE), die burgers en bedrijven betalen via de energienota. Dat maakt realistisch begroten extra belangrijk.

Geldstromen

De samenhang tussen de subsidieregeling aan de ene kant en de dekking via de opslag op de energienota aan de andere kant is nu niet duidelijk voor burgers, bedrijven en parlement, oordeelt de Algemene Rekenkamer.

Collegelid Francine Giskes: “Zeker nu de uitgaven de komende jaren flink zullen toenemen, is het nodig dat parlement, huishoudens en bedrijven inzicht hebben in de geldstromen. De minister is in zijn verantwoording niet altijd consistent en volledig over die stromen, waardoor onduidelijkheid kan ontstaan.”

Ook bij de inkomsten kan het inzicht beter. Nu is bepaald dat huishoudens en bedrijven elk 50 procent bijdragen aan de opbrengst van de opslag duurzame energie. Maar of deze lastenverdeling ook zo uitpakt, wordt niet nagegaan. Mede gezien het kabinetsvoornemen om in het kader van het klimaatbeleid de lasten te verschuiven naar 66 procent voor bedrijven en 33 procent voor de huishoudens, beveelt de Rekenkamer de minister aan om duidelijk te maken hoe de lastenverdeling in de praktijk uitpakt.

De Algemene Rekenkamer plaatst ook een kritische kanttekening bij de uitspraak van de minister bij de invoering van de Wet ODE dat alle inkomsten ‘beschikbaar blijven voor de uitgaven aan duurzame energieproductie’. Geld dat via de opslag duurzame energie is opgehaald, kan uiteindelijk via de schatkist naar andere doelen vloeien. Hoewel de situatie zich nog niet heeft voorgedaan, is het mogelijk dat als de opbrengst uit de opslag duurzame energie hoger is dan geraamd, dat het overschot naar de algemene middelen gaat.

Internationaal perspectief

In internationaal verband heeft Nederland met 17 andere landen op de klimaattop in Parijs toegezegd om ontwikkelingslanden te steunen bij het nemen van maatregelen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Met dat doel wordt vanaf 2020 een fonds gevormd van 100 miljard dollar. Een deel van dat geld zal van private partijen komen.

Voor de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) is dit één van de hoofdpunten van beleid. In 2018 heeft de minister voor BHOS 578 miljoen euro besteed aan internationale klimaatfinanciering, goed voor 16% van alle uitgaven van de minister voor BHOS. De minister geeft echter beperkt inzicht in de beleidsdoelen waaraan het geld is besteed. Ook rapporteert de minister niet veel en niet actueel over de resultaten van dit klimaatbeleid aan de Kamer. Wel komt er volgens de minister online een vernieuwde resultatenrapportage beschikbaar in mei 2019.

Omdat de minister summier informatie aanreikt, kan de Tweede Kamer volgens de Algemene Rekenkamer maar weinig sturen op internationale klimaatuitgaven en ook haar budgetrecht maar beperkt uitoefenen. De Algemene Rekenkamer heeft daarom in het verantwoordingsonderzoek de uitgaven op een rij gezet.

Gepubliceerd op 15-05-2019 om 12:26