Rechtbank Gelderland: geen verhuurderheffing 2014 over "te koop staande" huurwoningen

16 februari 2017

Rechtbank Gelderland: geen verhuurderheffing 2014 over

Het bestaan van de verhuurderheffing staat ter discussie, maar Rechtbank Gelderland meent dat deze heffing in beginsel niet in strijd is met de verdragen.

Momenteel loopt een cassatieberoep tegen de verhuurderheffing 2013. Advocaat-generaal Wattel heeft de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep gegrond te verklaren. Hij meent namelijk dat de verhuurderheffing elementen van willekeur en discriminatie bevat. Zie: ‘Wet verhuurderheffing schendt gelijkheidsbeginsel dubbel’. In een zaak voor Rechtbank Gelderland ging een B.V. die 328 huurwoningen bezat in beroep tegen de verhuurderheffing over 2014. De verhuurderheffing 2014 bevat diverse overeenkomsten met de verhuurderheffing 2013.

Geen strijdigheid met verdragen

De rechtbank vond niet dat de verhuurderheffing over 2014 in strijd was met het Eerste protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De inbreuk op het ongestoord genot van eigendom was voldoende gerechtvaardigd. De verhuurderheffing was een middel dat inkomsten genereerde met een minder verstorend effect dan bij een tariefsverhoging in de inkomsten- of vennootschapsbelasting. De B.V. had evenmin cijfermatig onderbouwd dat het voor haar een buitensporige last was. Verder vond de rechtbank het feit dat de verhuurderheffing zich beperkt tot de gereguleerde huursector geen vorm van verboden discriminatie. De achtergrond van het onderscheid was dat verhuurders in de gereguleerde sector belang hebben bij de stabiliteit en gewaarborgde inkomsten die de overheid creëert door het verstrekken van objectsubsidies gericht op de bouw van sociale huurwoningen. Maar de B.V. werd op één punt wel in het gelijk gesteld: de Belastingdienst mocht geen verhuurderheffing heffen over woningen die op de peildatum te koop stonden.

Bron: Taxence.nl

Uitspraak Rechtbank